Antropologische kanttekeningen bij Ploumens bootvluchteling. Een interview met Miranda Poeze.
Morgen, donderdag 18 juni organiseert de Nieuwe Liefde in Amsterdam een avond over het beeld van de bootvluchteling. Want er is de laatste maanden nogal wat te doen om bootvluchtelingen. Ze zijn misschien niet nieuw, maar ze blijken opeens actueler dan ooit. En die nieuwswaarde blijkt gelukkig een signaal dat de afgelopen maanden werd opgepikt door relevante beleidsmakers. In Nederland bood het onze minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking de gelegenheid haar stokpaardje – ontwikkeling-door-handel – weer eens van stal te halen. Lilianne Ploumen opende een stuk dat door verschillende kranten gepubliceerd werd met de boodschap dat we “nu alles uit de kast moeten halen om te voorkomen dat jonge Afrikanen in Libië op een boot stappen”. Dat bleek te betekenen dat ze een schamele 50 miljoen euro uit een al bestaand fonds trok. Het Dutch Good Growth Fund, dat Nederlandse ondernemers en – ok – Afrikanen moet helpen ondernemen in Afrika. Om nog enigszins humanitair over te komen moet ze een link leggen tussen ondernemers en bootvluchtelingen en zo wordt ze gedwongen te generaliseren over die laatste groep. “Wie zijn leven riskeert om naar Europa te komen”, schrijft ze, “is niet alleen wanhopig; die heeft ook lef en ambitie”.
Gum die wanhoop weg en je behoudt mensen met lef en ambitie die naar hartenlust kunnen ondernemen in het bewuste land van herkomst, stelt ze samengevat. Ploumens argument drijft op twee aannames. Ten eerste is er de veronderstelling dat mensen die op een bootje richting Europa stappen gedreven worden door wanhoop enerzijds en lef en ambitie anderzijds. Ten tweede veronderstelt ze dat mensen die minder wanhopig zijn, minder snel hun geluk elders zullen beproeven.
Die tweede pilaar onder Ploumens plan werd op de dag van publicatie met een simpele fact-check al onderuit getrokken door OneWorld. Zij polsten hoogleraar Migratie en Ontwikkeling Hein de Kort. “Ontwikkeling in armste landen geeft mensen de middelen en verhoogt ambities en zal daardoor onvermijdelijk tot veel meer lange-afstandsmigratie leiden”, verklaarde hij.
Er is de afgelopen weken nog veel meer gezegd over Ploumens plan maar het beeld dat ze van de bootvluchteling schetst, was daarbij nauwelijks onderwerp van discussie. Ploumens profiel van de Afrikaanse bootvluchteling, een wanhopig persoon met lef en ambitie, staat dus nog steeds overeind. Maar, zoals we bij Afrikaanse Toestanden altijd willen weten, klopt dat beeld wel?
We besloten het aan iemand te vragen die er nog meer verstand van heeft dan wij en namen contact op met Miranda Poeze.
Tegenwoordig is ze PhD onderzoeker aan de Maastricht University en richt ze zich op transnationale Ghanese families maar ooit deed Miranda uitvoerig onderzoek naar bootvluchtelingen in Dakar, Senegal. De scriptie die ze daar voor de Research Master Social Sciences over schreef, won de Africa Thesis Award van het African Studies Centre te Leiden. Het werd onder dezelfde titel in boekvorm uitgegeven: In search of greener pastures? Boat-migrants from Senegal to the Canary Islands.
Wat deed je precies, tijdens dat half jaar in Dakar?
Ik ben naar Dakar gegaan om de beweegredenen van de bootmigranten te onderzoeken. Een jaar eerder had de bootmigratie van de West Afrikaanse kust naar de Canarische Eilanden een piek bereikt en werd er in kranten regelmatig over deze migranten gerapporteerd – hoewel een stuk minder dan nu het geval is. Hulpprogramma’s richtten zich vooral op het bewustmaken van de risico’s van deze vorm van migratie, met het idee dat als de migranten in spe hiervan op de hoogte zouden zijn, ze van deze vorm van migratie zouden afzien. Hoewel er op dat moment al verschillende jaren migratie over zee gaande was, was er nog maar weinig bekend over de beweegredenen van deze migranten. Waarom namen zij zulke grote risico’s? Waren zij inderdaad niet op de hoogte van de vele gevaren of waren andere factoren in het spel? Omdat ik ook meer te weten wilde komen over de organisatie van de bootmigratie, leek het me verstandig om naar een plek te gaan van waar veel migranten vertrokken. Ik heb gekozen voor Jaraax, een visserswijk van Dakar, waar de bootmigratie nog geen jaar eerder booming business was. Tijdens de zes maanden dat ik daar was heb ik gesproken met mensen die de bootmigratie organiseerden – voornamelijk opportunistische vissers, die hun inkomsten uit de visserij zagen dalen door de komst van grote Europese schepen in de wateren voor de Senegalese kust – maar ook met mannen die deel hadden genomen aan de bootmigratie, maar die er niet in waren geslaagd Europa te bereiken. De boten van deze ‘onsuccesvolle’ migranten waren vroegtijdig teruggekeerd naar Senegal met de reden dat de zee te gevaarlijk was of dat er niet genoeg benzine aan boord was. In andere gevallen waren de boten gezonken en werden de overlevenden teruggestuurd, terwijl een enkeling was teruggestuurd nadat ze de Canarische Eilanden hadden bereikt. Ik heb in totaal met 16 van deze ‘onsuccesvolle’ migranten gesproken over de redenen van vertrek, de voorbereidingen en de ervaringen op zee, en over de terugkomst in Senegal. Naast de interviews heb ik veel tijd met ze doorgebracht om zo meer zicht te krijgen op hun dagelijkse leven en sociale netwerken, en heb ik ook met familie en vrienden van deze mannen gesproken om te achterhalen hoe zij tegenover de bootmigratie staan.
Waren die mensen inderdaad allemaal wanhopig, zoals Ploumen suggereert?
Ze waren wanhopig in de zin dat ze geen mogelijkheden zagen om in Senegal sociale en materiële vooruitgang te boeken. Het waren zeker niet de armste die vertrokken – bootmigratie is immers ook erg prijzig – maar ze waren wel allemaal laag opgeleid en hadden laaggeschoold werk met een bijbehorend laag inkomen. Maar tegelijkertijd zijn er veel meer mensen in een gelijkaardige situatie die nooit voor deze vorm van migratie zullen kiezen. Hoewel migratie in West-Afrika wordt gezien als een manier om aan armoede te ontsnappen en om de materiële situatie te verbeteren, stuitte ik op erg veel weerstand als het ging om migratie over zee. Mensen waren zich heel erg bewust van de gevaren en maar een kleine groep zag deze vorm van migratie als een mogelijkheid om hun leven te verbeteren. Er hing dan ook een enorm taboe rondom bootmigratie. Om stigmatisering te voorkomen, werd er in het openbaar niet over persoonlijke ervaringen gesproken en veel familieleden waren niet op de hoogte van de pogingen van een zoon, broer of neef om per boot te vertrekken.
Waarom kozen die Senegalezen ondanks dat enorme taboe volgens jou dan toch voor die levensgevaarlijke bootmigratie?
Mijn onderzoek berustte grotendeels op de theorie van socioloog Anthony Giddens, die de mens zag als rationeel wezen waarvan het menselijk handelen is ingebed in sociale relaties. Hij beargumenteerde dat het zaak is om het handelen in de sociaal-culturele context te plaatsen, waarbij mensen zich bewust zijn van deze context en hier naar handelen. Willen we het menselijk handelen begrijpen, dan moeten we daarom naast economische motivaties ook kijken naar sociale factoren, zoals macht, status en verwachtingen. Uit mijn onderzoek bleek dat familie-, vriendschaps- en smokkelaarsnetwerken een grote invloed hadden op het besluit deel te nemen aan de bootmigratie. Een belangrijke factor was bijvoorbeeld de verwachting om inkomen te delen met afhankelijke familieleden. Dit zet veel druk op het leven van de jonge Senegalese mannen, omdat normen van conformisme en gehoorzaamheid, die in deze cultuur dominant zijn, weinig ruimte laat voor het maken van eigen (financiële) beslissingen. Er werd ook wel gezegd dat migratie niet alleen een manier is om meer inkomsten te vergaren, maar dat het vanuit Europa ook makkelijker is om jezelf (deels) aan deze familieverwachtingen te onttrekken, door bijvoorbeeld soms de telefoon niet op te nemen als je even geen geld hebt om anderen te helpen. Bovendien heeft de migratie van anderen ervoor gezorgd dat er een zogeheten ‘migratie consumptie cultuur’ is ontstaan; degenen die achterblijven meten zichzelf aan de succesvolle migranten die grote huizen laten bouwen in nieuwe wijken en die tijdens vakanties in Senegal te koop lopen met hun welvaart. Immers, welvaart betekent status. Het gaat hier dus niet zozeer om jezelf door middel van migratie te onttrekken aan armoede, maar meer om de wens om luxe items aan te kopen en opwaartse sociale mobiliteit te bewerkstelligen.
Had je gevoel dat je met ideale ondernemers in spé te maken had, werden ze vooral gedreven door het lef en de ambitie van de geboren entrepreneur?
Een deel van de mannen met wie ik heb gesproken kunnen inderdaad worden gezien als jonge mannen met lef en ambitie. Deze opportunistische migranten lieten zich maar door weinig tegenhouden. De mogelijkheid om te overlijden op zee werd in de handen van hun God gelegd, waar niets aan kan worden gedaan. Tegelijkertijd werd veel gebruik gemaakt van amuletten, offers en spiritueel water om de God gunstig te stemmen en om gevaren af te wenden. Een aantal van hen hebben zelfs twee of drie keer geprobeerd om per boot de Canarische Eilanden te bereiken, ondanks de traumatische gebeurtenissen die zij op zee hebben meegemaakt; hoewel ook een deel door de traumatische ervaringen werd afgeschrikt en heeft afgezien van een volgende poging.
Het beeld van de opportunistische migrant gaat echter niet altijd op. In mijn onderzoek kwam ik ook een tweede model tegen: mannen die door familieleden werden gedwongen om te migreren per boot, maar die zelf niet wilden. Het familielid maakte de contacten met de organisatoren van de bootmigratie en bekostigden de trip, waar tegenover stond dat de migrant dit familielid terugbetaalde zodra Europa was bereikt. Hier zien we weer de hiërarchische familierelaties terugkomen. Oudere familieleden beslisten voor jongere familieleden, die uit conformisme, en vaak ook door financieel afhankelijke situaties, weinig mogelijkheden hadden om zich hier aan te onttrekken. Dit zet ook veel druk op de migrant, zeker als de migratie niet succesvol is. Bij terugkomst hebben zij naast de traumatische ervaringen ook te maken met teleurgestelde familieleden, wat zo heftig kan zijn dat ze nogmaals proberen te vertrekken. Dit model nuanceert het beeld van de migrant als ondernemende gelukzoeker, waar Ploumen het over heeft.
De media lijken de laatste tijd veel meer aandacht aan bootvluchtelingen te besteden dan voorheen, zijn er dingen die je opvallen in de berichtgeving?
Het klopt inderdaad dat er veel meer aandacht is voor het onderwerp vergeleken met de periode waarin ik mijn onderzoek deed. Ik denk dat dit vooral komt doordat het nu om grotere aantallen gaat, maar ook doordat het schrijnende van deze vorm van migratie erg zichtbaar is door het hoge dodental. Bovendien gaat het hier grotendeels om mensen die uit conflictgebieden vertrekken. Waar het eerder vooral ging om economische migranten, zijn dit voornamelijk mensen die op de vlucht zijn en die door de gesloten grenzen aan de buitenkant van Europa, onmenselijke taferelen moeten uithalen om een veilige plek in Europa te bemachtigen – hoewel zij in de media vaak worden weggezet als economische migrant. De druk die vanuit humanitaire organisaties wordt gezet op de politiek, maakt dat de problematiek van bootvluchtelingen nu zoveel meer wordt besproken dan voorheen.
Afsluitend: zijn er als je naar het programma van De bootvluchteling in beeld in de Nieuwe Liefde kijkt perspectieven die wat jou betreft ontbreken en waar dus wel wat meer aandacht aan geschonken zou kunnen worden?
Het is een erg relevant debat en waardevol om vanuit verschillende perspectieven naar de problematiek te kijken. Wat ik echter mis is het perspectief van de migrant zelf. Het zou mooi zijn geweest als dat op de een of andere manier zou worden vertegenwoordigt, zodat er niet alleen over bootvluchtelingen wordt gesproken, maar ook met hen.
Waar naar mijn mening meer aandacht aan kan worden geschonken zijn de manieren waarop deze mensen een zo volwaardig mogelijk bestaan kunnen opbouwen in Europa. Momenteel gaat de discussie vooral over het verder afsluiten van de grenzen, of zoals in dit debat, het ontstaan van deze problematiek. Mensen zullen altijd blijven migreren en bovendien heeft Europa baat bij migranten, zoals verschillende onderzoekers hebben geconcludeerd; zij opperen zelfs voor het openstellen van de buitengrenzen van Europa. Degenen die Europa bereiken zijn momenteel echter gedoemd tot een leven in de schaduw van de maatschappij, doordat zij geen verblijfsvergunning krijgen, of worden langdurig opgesloten in asielzoekerscentra. Het zou goed zijn om te kijken hoe we als samenleving de ‘lef en ambitie’ van deze ‘ideale ondernemers’ tot hun recht kunnen laten komen, zodat de migranten hier en hun families in het thuisland hiervan kunnen profiteren, maar ook de ontvangende landen.