Hoe Afrika het WK voetbal boycotte voor een eigen plek

‘Voor Afrika een goed idee’, citeerde de NOS Mark Wotte (wie kent hem niet) van de week over de uitbreiding van het WK voetbal. In 2026 doen er 48 in plaats van 32 landen mee. Misschien is er zelfs tijdens de eerstvolgende editie, Qatar 2022, al ruimte voor wedstrijden tussen 48 landenteams maar die beslissing werd uiteindelijk naar juni van dit jaar verschoven.

Uitbreiding van het WK zou vooral Afrika extra plaatsen opleveren. Tijdens het laatst WK deden er vijf Afrikaanse teams mee. Maar: “In plaats van vijf teams worden dat er negen-en-een-half”, vertelde FIFA-president Gianni Infantino leiders van de Afrikaanse Unie afgelopen maand:  “Negen landen kwalificeren zich, één land moet play-offs spelen.”

Uit een deze week uitgelekt rapport bleek dat die uitbreiding de Fifa een slordige 350 miljoen euro op kan leveren. Leuk voor de Fifa dus, maar ook een sportieve meevaller voor Afrika dat ‘zomaar’ een dubbel aantal landen kan afvaardigen.

Minder dan een halve plek
Als Afrikaans land een plekje op het WK bemachtigen was niet altijd zo ‘makkelijk’. Neem het WK van 1966. Europa kreeg tien plekken, Latijns Amerika vier en Centraal Amerika en de Cariben kregen er samen één. Als Afrikaans land moest je na een eigen continentale kwalificatie nog de strijd aan met beste teams uit Azië en Oceanië. Het continent had in feite dus nog minder dan wat Infantino nu waarschijnlijk een halve plek zou noemen.

Kwame Nkrumah, de Ghanese president die zijn land in 1957 als eerste binnen Sub-Sahara Afrika naar onafhankelijkheid leidde, vond dat een belachelijke constructie. Hij had weinig zin om zijn nationale ploeg te laten deelnemen aan zo’n dure en tijdrovende kwalificatiereeks.

Niet dat Nkrumah geen vertrouwen had in het kunnen van Ghana’s nationale voetbalelftal. Hij had er zelf nogal wat tijd en geld in geïnvesteerd. Als natie-bouwer onderkende hij al snel de elementen van nationale verbinding en internationale prestige die voetbal in het gunstigste geval in zich verenigt. De nationale ploeg moest het paradepaardje worden van het land dat het als zijn taak zag om de rest van Afrika een glorieuze postkoloniale toekomst in te leiden. Symbolisch: de president stelde geen Europeaan maar een Afrikaan aan als bondscoach, zelfs meer dan een halve eeuw later nog geen vanzelfsprekendheid binnen het Afrikaanse voetbal.

Ghanese Galacticos
Als een hedendaagse oliesjeik kocht Nkrumah de beste spelers van Ghanese clubs en formeerde zo zijn Ghanese variant van de Madrileense Galacticos. De Real Republicans heette het presidentiële nieuwe team. Iedereen in Ghana zag natuurlijk dat dit de nationale ploeg was, die vermomd als club lekker kon oefenen voor het echte werk tegen andere landenteams. Daar was niet iedereen blij mee. Fans van Ghanese clubs zagen hun favoriete spelers vertrekken en een praktisch onverslaanbaar concurrerend team uit het niets verschijnen. Sportief liep het project van de president op rolletjes maar op het gebied van nationale verbinding viel er nog wel wat winst te behalen.

“Hoe maak ik Ghanezen blij?” zou de president Ghana’s ‘Director of Sports’, Ohene Djan, naar aanleiding van het gemor gevraagd hebben. Die wist het wel: “Haal Real Madrid naar Ghana.” Zoals gezegd: aan vertrouwen ontbrak het in Ghana in die dagen niet. Real Madrid was in de late jaren vijftig vrijwel onoverwinnelijk en hield van 1956 tot en met 1960 ieder jaar de Europa Cup omhoog. Nkrumah nodigde ze uit om het kunnen van de Ghanese ploeg te komen testen. De Europese supermacht kwam in 1962 naar Accra maar wist ternauwernood een afgang te voorkomen door laat in de wedstrijd nog de gelijkmaker binnen te tikken: 3-3. In dezelfde periode werd ook Italië, net twee keer achter elkaar wereldkampioen, in eigen huis met 2-5 afgedroogd.

De reputatie van de Ghanese ploeg was internationaal gevestigd. Nkrumah maakte handig gebruik van het enthousiasme dat zijn team daarmee in de rest van Afrika teweeg bracht. De ‘Black Stars’ werden in een enorm privévliegtuig naar fris onafhankelijke staten gevlogen om te etaleren hoe flitsend Afrikaans voetbal eruit kon zien. Ghana’s sportstrateeg Ohene Djan had in 1960 de Confederation of African Football (CAF) opgericht en dat bleek een mooi middel om panafrikanistische aspiraties alvast wat organisatorische vorm te geven. Na de Verenigde Naties was het vaak de tweede internationale organisatie waar Afrikaanse landen na onafhankelijkheid direct lid van werden.

Voetballers als ministers
Die politisering van het voetbal leverde de spelers ongekende privileges op. Zo behoorden ze tot de weinige Ghanezen die vooraf geen afspraak met Nkrumah hoefden te maken. Ze konden altijd bij de president binnen lopen. Osei Kofi was aanvaller in dat speciale team. “Als je een nationale ster was in die dagen, was je net als een minister in de regering”, vertelde hij de BBC in 2013 over de gouden jaren van het Ghanese voetbal.

De investeringen en goede zorgen betaalden zich uit. Ghana won in 1963 in eigen land de finale van de Africa Cup of Nations (AFCON) met 3-0 van Sudan. Voor Nkrumah en Djan was het niet genoeg. Zij wilden dat de hele wereld de Black Stars zou zien schitteren op een wereldkampioenschap. Alleen: de Fifa legde dus nogal wat obstakels op de weg naar dat internationale platform. Niet meer dan één plekje was voor landen uit Afrika, Azië én Oceanië gereserveerd op het WK van 1966.

Ohene Djan vocht die gang van zaken namens Nkrumah meteen aan bij de wereldvoetbalbond. “Sterke bezwaren tegen oneerlijke regeling wereldkampioenschap Afro-Aziatische landen STOP,” schreef hij de Fifa in een telegram. Sneu en onzuiver, vond Djan de ‘pijnlijk dure kwalificatiereeks’. Zijn eis was al even duidelijk: “In het slechtste geval zou Afrika één finalist moeten hebben STOP Urgent – heroverweeg.”

Samen met Tessema Yidnekatchew, een Ethiopisch lid van Afrikaanse voetbalbond CAN, bleef Djan de Fifa daarna bestoken met bezwaren. Bij de wereldvoetbalbond vonden ze hun argumenten redelijk maar niet belangrijk genoeg om de beslissing over kwalificatie terug te draaien.

Panafrikanistische boycot
Yidnekatchew en Djan besloten zwaarder geschut in te zetten en brachten de panafrikanistische solidariteit in stelling. Ghana zou op deze manier niet meedoen aan de WK-kwalificatie en maande de rest van het continent het toernooi eveneens te boycotten. Ghana’s invloed reikte ver genoeg binnen het Afrikaanse voetbal en daarbuiten. De vaak verwarrend op elkaar lijkende Afrikaanse vlaggen zijn daar nog steeds een bewijs van (veel nieuwe Afrikaanse staten modelleerden hun vlag in rood, groen en geel met eventuele ster naar die van gidsland Ghana). Politiek krediet was er dus genoeg en Djan wist een continentale boycot af te dwingen. Alle Afrikaanse landen trokken zich op zijn verzoek terug.

Hoog spel, dat het continent aanvankelijk niets opleverde. De Fifa hield voet bij stuk, wat Noord-Korea uiteindelijk een plek op het WK van 1966 opleverde. Maar: vier jaar later was er op het WK van 1970 opeens een speciaal plekje voor Afrika gereserveerd.

Bij de Black Stars was het beste er toen wel van af. De Ghanese ploeg wist zich niet te kwalificeren. Marokko vertegenwoordigde het continent. De Marokkaanse ploeg won geen van zijn wedstrijden en vloog er in de groepsfase al uit.

Kofi Pare, aanvaller in het Ghanese elftal van de vroege jaren zestig, baalde vijftig jaar later nog steeds van de manier waarop de Black Stars potentiële WK-faam door de neus geboord werd. Voor zijn ploeggenoten gold dat volgens hem eveneens. Ze waren niet erg onder de indruk van de teams die wel aantraden. “Als wij gespeeld hadden zouden we naar de finale zijn gegaan, of hem gewonnen hebben”, wisten ze nadat ze in 1966 de verrichtingen van de gekwalificeerde landen op tv volgden. “Wij waren een van de allerbeste teams.”

 

Ghana's Black Stars WK voetbal
Ghana’s gouden generatie, jaren zestig. De wereldbeker staat hier dus niet tussen.

Leon van de Reep

leon@afrikaansetoestanden.nl

Leave a Reply