Homoseksualiteit ís westers en on-Afrikaans. Antropologische kanttekeningen voor De Correspondent.
Het is, zacht gezegd, een interessant jaar wat de berichtgeving rond homoseksualiteit in Afrika betreft. Binyavanga Wainaina, Kenia’s literaire man van het moment, publiceerde op 18 januari een intens, kort verhaal waarmee hij publiekelijk zijn homoseksualiteit beleed. Dat deed hij niet alleen omdat de familie van een overleden Keniase vriend op diens begrafenis vanwege zijn homoseksualiteit de kerk werd uitgejaagd. Het was ook een politiek statement in reactie op nieuws uit Nigeria. Eerder die maand tekende de president van dat land, Goodluck Jonathan, een wet waarmee hij de duimschroeven van homoseksuelen nog strakker aandraaide. Een paar dagen geleden maakte Oeganda’s president Yoweri Museveni na lang beraad bekent een soortgelijke wet te zullen ondertekenen. Oeganda en Nigeria zijn wat anti-homowetgeving betreft alles behalve uitzonderingen in Afrika. De retoriek die zich tegen homo’s richt, is niet nieuw maar lijkt op het moment eerder aan te zwellen dan af te nemen. Het Pan-Afrikaanse tijdschrift Jeune Afrique besteedde in haar jongste nummer aandacht aan die ontwikkeling. “Le Continent Homophobe”, kopte de cover onomslachtig.
Het is een trend die zich niet alleen in Afrika doet gelden. Berichten over aangescherpte wetten en doelgerichte acties tegen homoseksuelen kwamen recentelijk van over de hele wereld. “Hebben de ontwikkelingen in al die verschillende landen iets met elkaar te maken?”, vroeg Maite Vermeulen van De Correspondent zich af. Ja, dus. “Om die wereldwijde verbanden zichtbaar te maken, is het verhelderend eerst te kijken naar de ontwikkeling van homohaat in Afrika”, vervolgde ze. Dat doet ons hier natuurlijk deugd, de manier waarop Afrika zo’n centrale rol krijgt in de analyse van bredere problematiek.
De kern van Vermeulens betoog ligt in een simpel, provocerend zinnetje: “De anti-homostrijd is in feit een anti-Westenstrijd”. Om die stelling toe te lichten, richt ze zich vooral op ontwikkelingen in Oeganda. Met de nadruk op de invloed van Amerikaanse evengelisten in dat land en de titel van haar stuk (“Homohaat is een westers exportproduct”) lijkt ze heel even de veelgemaakte journalistieke fout van Afrikanen-als-passieve-wezens te begaan. “Africans engage in and with the world”, merkte de Keniase queer schrijver Keguro Macharia in een gerelateerd artikel al eens op. “We do not simply have ideas imposed on us”. Maite Vermeulen blijkt zich daar gelukkig van bewust en weet uiteindelijk goed inzichtelijk te maken waar de aggressieve missionarissen van de 21e eeuw en veel Afrikanen elkaar vinden. Beiden zien de huidige seksuele mores in het Westen als “moreel verval”.
Dat seksueel immorele gedrag willen de westerlingen nu exporteren naar Afrika, roepen de fundamentalisten. En dit sluit weer naadloos aan bij de Afrikaanse angst voor neo-kolonialisme. Afrikanen willen hun eigen toekomst vormen en zich loszingen van het westerse keurslijf.
Dat is mooi gezegd, maar het is juist het “westerse keurslijf” waar Maite Vermeulen veel te weinig oog voor heeft in haar analyse. Zo legt ze bijvoorbeeld niet uit waarom homoseksualiteit door veel Afrikanen als iets typisch westers wordt gezien. Dat is des te vreemder als je bedenkt dat ze heel hard haar best doet om te benadrukken dat homoseksualiteit “net als in de rest van de wereld, altijd al onderdeel geweest [is] van de Afrikaanse samenlevingen”. Als het altijd al onderdeel was van Afrikaanse samenlevingen, waarom roepen Afrikanen vandaag de dag dan opeens dat homoseksualiteit iets westers is? Je zou bijna gaan denken dat Maite Vermeulen de bronnen waar ze aan refereert niet goed of misschien wel helemaal niet leest.
Hij staat er toch echt tussen: Boy-Wives and Female Husbands: Studies of African Homosexualities van Will Roscoe en Stephen Murray. Dat boek gaat, zoals Vermeulen het zelf zegt, over “vormen” (let op dat meervoud) “van homoseksualiteit die de eerste westerse ontdekkingsreizigers aantroffen onder de ‘natives’ in Afrika”. De kern van dat antropologische werk zit dus al in de titel: het gaat niet over homoseksualiteit of zelfs Afrikaanse homoseksualiteit maar over een meervoud van Afrikaanse homoseksualiteiten. Wat deze en andere studies op hetzelfde vlak aantonen is dat mannen het in Afrika op z’n minst al eeuwen met mannen, en vrouwen met vrouwen, doen. Dat is allemaal niet zo verbazingwekkend. De belangrijkste conclusies die je uit dit soort studies kunt trekken, betreffen de status van die homoseksuele handelingen. De Afrikaanse reacties zijn op dat vlak nooit heel positief geweest, maar waren zelden zo negatief als tegenwoordig het geval is. Dat komt hoofdzakelijk omdat ze voorheen anders gecategoriseerd werden.

Om een voorbeeld uit het genoemde Boy-Wives and Female Husbands te nemen: de Nigeriaanse Hausa accepteerden de seksuele relaties die de yan daudu (“mannen die zich als vrouwen gedragen”) met elkaar hadden. Die relaties werden als speels en onverantwoordelijk gedrag gedefinieerd en getolereerd zolang de mannen in kwestie verder hun sociale verplichtingen na kwamen, wat onder andere natuurlijk met vrouwen trouwen en kinderen krijgen betekende. Met toenemende invloed van het westerse idee van homoseksualiteit lijkt de lokale evaluatie van yan daudu negatievere vormen aan te nemen.
Naast de speciale positie die de yan daudu van de Hausa kregen, zijn er nog talloze voorbeelden te noemen van sociale constructies die Afrikanen in staat stelden om maatschappelijk verantwoord seks te hebben met mensen van het zelfde geslacht. Al die vormen verschillen in een belangrijk opzicht van de Westerse visie op homoseksualiteit: de seksuele relaties zijn slechts handelingen en vormen geen basis voor een seksuele identiteit.
“Dat homoseksualiteit niet Afrikaans is en meegebracht werd door de kolonisten”, schrijft Maite Vermeulen, “daar klopt historisch gezien natuurlijk helemaal niets van”. Met het oog op het bovenstaande valt die stelling behoorlijk te nuanceren. De kolonisten introduceerden homoseks misschien niet, maar drukten wel hun westerse stempel op de manier waarop er over gedacht werd. Ook dat staat gewoon in een tekst waar Vermeulen aan refereert, een interview met antropoloog Patrick Awondo. Hij onderkent dat homoseksualiteit ook in Afrika “altijd al bestaan heeft”, maar merkt ook op dat een deel van de manieren waarop homoseksuelen zich identificeren en organiseren “ergens anders vandaan komt”. Daarmee doelt hij op de ontwikkeling van een gay culture in het Europa en Amerika van zo rond 1960. Die ontwikkeling betekende dat homoseksualiteit gekoppeld werd aan een identiteit op basis waarvan vervolgens gelijke rechten geclaimd werden. Die nadruk op een gelijkwaardige positie staat in schril contrast tot de sociale positie van zo’n beetje iedere vorm van Afrikaanse homoseksualiteit die ooit (we zeggen het maar even etnografisch) is gedocumenteerd.
Tekenend is wat dat betreft een uitspraak van Museveni, die ook gewoon weer door Vermeulen zelf gebruikt wordt. Oeganda’s president vertelt over pre-koloniale tijden in zijn land en zegt onder andere: “Ik weet van twee koningen en een dorpshoofd die homoseksualiteit uitoefenden. Ze werden niet vervolgd, gediscrimineerd of vermoord. […] Maar tegenwoordig wordt homoseksualiteit gepromoot alsof het iets goeds is, en dat kunnen we niet accepteren”.
Iedere analist met enig gezond verstand is er ondertussen wel achter dat homofobie in Afrika geen geïsoleerd Afrikaans fenomeen is. Het is onderdeel van een wereldwijde cultuurstrijd met een hoofdrol voor retoriek (waarbij desalniettemin wel veel en veel te veel menselijke slachtoffers door vallen). Maar door de nadruk op die retoriek wordt vaak vergeten om te kijken naar hoe homoseksualiteit in Afrika eigenlijk daadwerkelijk wordt vormgegeven. Laat staan dat we ons überhaupt al afvragen of “zij” (no pun intended) het misschien anders doen dan “wij”. Ja, Afrikanen zijn net mensen, maar sommige dingen doen ze anders dan wij. Wat wij “homoseksualiteit” noemen, is een van de meest complexe en misschien daarom wel beste voorbeelden wat dat betreft.
We zijn het deze keer daarom stiekem toch wel een beetje met Zimbabwe’s gehate Robert Mugabe eens wanneer hij homoseksualiteit als “westers” en “on-Afrikaans” bestempelt. In Vermeulens stelling “Homohaat is een westers exportproduct” kunnen we ons veel minder goed vinden. Want niet de homohaat, maar juist de westerse homoseksualiteit is hier overduidelijk het exportproduct. Als er dan toch in stellingen over dit complexe onderwerp gepraat moet worden dan liever zo: homohaat is het gevolg van westerse homoseksualiteit als exportproduct.
Leon van de Reep