Johannesburg heeft allemaal laagjes
Dit bericht schrijft zichzelf vanaf het balkonrestaurant van het vijfsterren hotel The Westcliff in de noordelijke suburbs van Johannesburg. Er is een glas sauvignon blanc bij geserveerd, van druiven uit een wijngaard die zich Vondeling noemt. Muzak waarvan toegegeven moet worden dat het prettig aanhoort en vogelgezang vullen de achtergrond. Het uitzicht bestaat uit bomen, bomen, palmbomen, villa’s en één snelweg tussen de bomen. Dat is niet eenvoudig gerealiseerd, zo’n uitzicht, in Johannesburg, kan ik je vertellen.
Dertien minuten eerder liep uw auteur te verdwalen in de ondergrondse parkeergarage van het vergane glorierijke Carlton Center in downtown Joburg en moest zij (blijkbaar) door een empathisch aangelegde security guard ‘gered’ worden uit de van rook en teer plakkende dienstkelder. Hoewel ik daar best op mijn gemak was, was ik duidelijk niet op mijn plek volgens de beste man. Ik deed mee en liet mij naar de net iets toonbaarder verdieping voor bezoekersauto’s begeleiden alwaar inderdaad mijn huurauto nog stond. Anekdote over dit voormalige Hilton hotel: het liet tijdens Apartheid ook zwarte Zuid-Afrikanen toe in de bar bovenin en wisselde de zitjes om voor statafels, zodat het niet onder de regels voor gescheiden ruimten in restaurants viel.
Negen minuten dáárvoor stond ik op de 50e verdieping van datzelfde gebouw. Die verdieping noemt zich Top of Africa en vraagt één euro entreegeld (te voldoen bij een cabine in een onlogische hoek van het winkelcentrum op de 1e verdieping). Dat moet dan voor de elektriciteit zijn die de lift gebruikt en de twee verrekijkers aan de oost- en westkant, want de foto- en posterexpositie is vergeeld, en de bar en cadeauwinkel die er ooit opereerden zijn niet meer. Ik constateerde na een volledig rondje langs de ramen die uitzicht bieden over weids Johannesburg dat veruit de meeste mensen in deze stad in hun dagelijks leven geen bomen tegenkomen. Veel kappers, kerken, uitlaatgassen en plastic, weinig bomen.
Ongeveer een kwartier voor dit inzicht zich aandiende slenterde ik nonchalant door Maboneng. Waar gentrificatie discussies in Amsterdam zich concentreren op de veryupping van de binnenstad, gaan ze in Johannesburg onder andere over Maboneng, een stuk downtown dat sinds 2008 wordt opgeknapt door privaat investeerder Jonathan Liebmann. Om dit aparte wijkje naast de arme en verwaarloosde buurten Jeppestown en Hillbrow simpelweg af te doen met de term ‘hipsterbuurt’ geeft niet de hele werkelijkheid weer, maar laat ik zeggen dat vilten hoeden, wortelbroeken, fotoshoots voor modebladen, sloophouten terrasmeubels en muurschilderingen het straatbeeld bepalen, en er elke zondag een markt is waar je craft beers kunt proeven op een rooftopterrasje naast een loods met hedendaagse kunst. Bekijk hier het verhaal van Maboneng (Place of Light in Sotho) in een korte docu van Bram Janssen en Elles van Gelder en/of zie een kort introfilmpje van 11alive.com.
Maboneng is een plek die fans en haters creëert. De vraag is of deze plek integratie of segregatie brengt. De antropoloog zegt: allebei. Enerzijds zorgt het ervoor dat de binnenstad, die een slechte reputatie heeft als gevaarlijk en vies en zelfs no go area, weer wordt bezocht door studenten, ontwerpers en anderen die in de suburbs wonen. Met werkplekken, studioappartementen en nieuwe horeca (o.a. een backpacker’s) heeft het een zwaar verwaarloosde buurt aangenaam gemaakt voor een breder publiek. Alhoewel, mensen die er aan de buitenkant niet uitzien als hip, professioneel of toerist worden er subtiel geweerd. De mensen die in een van de nog niet opgeknapte gebouwen wonen en leven van afvalverzameling zijn een doorn in het oog van degenen die zich inmiddels in Maboneng hebben gevestigd, zei een lokale journalist. En als je het, zoals een Joburgse vriendin het enigszins chargeerde, vergelijkt met een periode in de geschiedenis van Johannesburg waarin zwarte Zuid-Afrikanen een pasje moesten hebben om toegang te krijgen tot de stad, zie je hoe een ‘mooie’ buurt de sociale verhoudingen ook weer op scherp stelt.
Vijf keer vierentwintig uur voor dit bericht geschreven werd was ik in East Bank, Alexandra, onderdeel van het Alexandra Renewal Project (zie dit enigszins gekleurde overheidsfilmpje). De buurt op de heuvel ten oosten van de ‘oude’ Alexandra (zie maps) is de laatste jaren uit de grond gestampt als uitbreiding van de honderd jaar oude township en bestaat uit bakstenen twee- tot vierkamerwoningen. De rijtjeshuizen zien er allemaal hetzelfde uit: een soort vinexwijk. Aan de bewoners van nieuw Alex kleeft een stigma, getuige het commentaar van een vriendin van een van de bewoners van de nieuwe huizen, bij wie we in de tuin een biertje dronken. Woon je in de nieuwe buurt, hoor je er niet meer helemaal bij. Je hebt je onttrokken uit de woonproblematiek van lager gelegen Alex en je voelt je dus misschien ook wel beter dan anderen.
Ik geniet van de gezelligheid van Alexandra, die mij als buitenlandse bezoeker en bekende van een local warm toewaait. Ik geniet een paar dagen later ook ontzettend van de menukaart en het schone marmer van het Westcliff Hotel. Ik word in beide locaties met egards ontvangen. Ik val niet op in Maboneng.
Bepaalde plekken in Johannesburg zijn voor bepaalde mensen, maar een witte toerist mag bijna overal heen.