Waarom Bram Vermeulens nieuwe programma “Dwars door Afrika” heet
Komende zondag zendt de VPRO de eerste aflevering van een nieuw reisprogramma uit. Na vijf jaar correspondentschap in Turkije en het maken van bekroonde televisie aldaar, keert Bram Vermeulen terug naar Zuidelijk Afrika. Daar werkte hij eerder zeven jaar voor onder andere het NRC en de NOS. Nu weer terug neemt hij de regio de pols. Want inmiddels, schrijft de VPRO in de aankondiging, “zijn de landen die hij toen bezocht drastisch veranderd”.
Afrika is ‘booming’. Zeggen ze. Veel landen boeken nu groeicijfers waarbij Europa zijn vingers af zou likken. Maar wat betekent dat? En wat zijn de gevolgen voor de mensen die Vermeulen destijds ontmoette en achterliet?
Typisch “serieuze televisie” dus. Er zijn natuurlijk de nodige vraagtekens te zetten bij het quasi-sociologische karakter van dit soort formats maar wat ons hier het meest verbaasde was de titel van het programma: Dwars door Afrika. Dat doet meteen denken aan een programma als Long Way Down dat de Schotse acteur Ewan McGregor samen met presentator, beroepsreiziger en mede-motorfreak Charley Boorman voor de BBC maakte. Testosterontelevisie waarbij twee volwassen mannen per motor van Schotland naar Kaapstad rijden. Dwars door Afrika dus. Los van het feit dat dit soort mannelijk avontuur (denk RTL7?) niet zo goed bij het profiel van de VPRO lijkt te passen, is er nog iets dat wringt. Vermeulen doorkruist het continent helemaal niet, zoals de titel suggereert. In acht afleveringen praat hij met mensen van divers pluimage in Zuid-Afrika, Zimbabwe, Zambia en Angola. Topografisch betekent dit dat hij in het uiterste zuiden van het continent blijft hangen.
Waarom dan toch die titel? Zoals wel vaker met de vreemde dingen die we vandaag de dag over Afrika zeggen heeft ook dit weer allemaal met onweerstaanbare echo’s uit de 19e eeuw te maken. Terwijl de rest van de wereld al gretig gekoloniseerd was, bleef Afrika door malaria lange tijd ontoegankelijk voor Europeanen. Dat veranderde pas rond 1850 door de introductie van kinine. Blanken bezweken daarna in veel minder grote getale in de Afrikaanse binnenlanden. Ontdekkingsreizigers maakten gretig gebruik van die nieuwe mogelijkheden om de witte vlekken op een enorme kaart in te vullen. Daar kwam al vrij snel een competitie-element in. Degenen die het eerst de oorsprong van een rivier traceerden of Afrika van oostkust tot westkust doorkruisten werden bij thuiskomst als nationale helden onthaald.

Missionaris en ontdekkingsreiziger David Livingstone was in de ogen van het Britse publiek een soort heilige en superman in één. Duizenden mensen verzamelden zich langs de route die zijn begrafenisstoet aflegde, zijn door de Afrikaanse zon ingedroogde lichaam werd in het fameuze Westminster Abbey onder een grafsteen gelegd, er werden de nodige kanonnen afgevuurd en zo’n beetje iedereen die er toe deed in het Groot-Brittannië van 1874 was er bij. Livingstone was, kortom, een beroemdheid, en dat in een tijd dat een dergelijk idee eigenlijk nog helemaal niet bestond.
Livingstone en zijn collega’s deden simpelweg door in Afrika te reizen iets dat nog nooit eerder was gedaan. Dat idee wekte de nodige bewondering en die bewondering bewoog weer menige jonge Europese man ook zijn geluk de zoeken in wat in die periode voor het eerst het donkere continent genoemd werd. Er werd, vanaf 1871, meer dan een halve eeuw geen oorlog meer gevoerd in Europa. Avontuur moest je als jonge man dus elders zoeken. Afrika bood wat dat betreft uitkomst. Je kon er roem en fortuin vergaren en zelfs als dat niet lukte (maar je het wel overleefde) was je in ieder geval van jongen tot man geworden.
Zoals blijkt uit het geval van Livingstone (een Schot van eenvoudige komaf begraven tussen Britse vorsten) kon geslaagd Afrikaans avontuur je flink doen stijgen op de sociale ladder. Juist degenen die behalve hun leven weinig te verliezen hadden, hadden in Afrika veel te winnen en konden zich in geval van succes zomaar bij die groep van celebrities-avant-la-lettre voegen. De man die dat met de grootste overtuiging deed was Henry Morton Stanley, een buitenechtelijk kind dat in tehuis in Wales opgroeide en als tiener naar Amerika migreerde. Als Amerikaans journalist realiseerde hij wat misschien wel de eerste media-hype ooit was door de verloren gewaande David Livingstone in de Afrikaanse binnenlanden op te sporen (Hij zou de missionaris, naar eigen zeggen, met de gevleugelde uitspraak “Dr. Livingstone, I presume?” begroet hebben).
De media hadden al snel door dat ze hier te maken hadden met een publiekslieveling en met geld van het Amerikaanse New York Herald en het Britse Daily Telegraph organiseerde Stanley een expeditie om de loop van de Congo in kaart te brengen. Een paar Portugese handelaren niet ver van de westkust vingen hem precies 999 dagen nadat hij vanaf de oostkust vertrokken was verbaasd op. Stanley had met te demonteren boten de watervallen van de Congo omzeild en was op die nogal bewerkelijke manier dwars door het continent getrokken. Van de 356 mensen waar hij mee vertrok was net geen derde meer in leven. Stanley zelf was de enige overlevende blanke. Stanley deed dingen waar de scenarioschrijvers van Indiana Jones nog niet van kunnen dromen. Eerlijk is eerlijk, hij was niet de eerste die Afrika van kust tot kust doorkruiste. Ene Verney Lovett Cameron deed het al eerder, maar Stanley’s innige relatie met de media maakte dat het nieuws van zijn geleverde prestatie een veel grotere impact had.
De adoratie van het thuispubliek lijkt ook veel met Stanley’s persoonlijkheid te maken te hebben gehad. De avonturier was een macho zoals er in het beschaafde, Victoriaanse Groot-Brittannië maar weinig rond liepen. De Afrikanen die hem bezig zagen doopten hem niet voor niets Bula Matari, een naam die je zou kunnen vertalen als “hij die rotsen breekt”. De Britse natie, toentertijd wat onzeker over de eigen internationale positie, was mateloos gefascineerd door de avonturen van de geweldenaar. Stanley’s reisverslagen werden enorme bestsellers en zijn “van-kust-tot-kust-boek” Through the Dark Continent behoorde tot zijn allergrootste verkoopsuccessen. De Britse betrokkenheid was op het hoogtepunt van de avonturier’s roem dientengevolge zo groot dat de Britse regering zich genoodzaakt zag de buitenlandpolitiek er op aan te passen.
Bij leven was Stanley al niet onomstreden maar in de 20e eeuw viel hij vanwege de nogal brute manier waarop hij geregeld met Afrikanen omsprong van zijn voetstuk (Collega-ontdekkingsreiziger Richard Burton claimde al dat Stanley “negers neerschoot alsof het apen waren”). Daarnaast kwam er steeds meer inzicht in en kritiek op de manier waarop de populaire ontdekkingsreizigers de weg effenden voor koloniale schrikbewinden van de Europese grootmachten (Onder humanitaire voorwendselen “ontsloot” Stanley zelf bijvoorbeeld de Congo in opdracht van België’s ambitieuze koning Leopold).
Ondanks dergelijke kanttekeningen blijkt het gevoel van de avontuurlijke literatuur die Stanley en verwante tijdsgenoten produceerden nog altijd bijzonder aantrekkelijk. Het lijkt weinig uit te maken dat er tegenwoordig de nodige (verharde) wegen en four-wheel drives voor handen zijn. Je gaat nog steeds niet “gewoon” naar Afrika. Reis je door Afrika, dan moet je er het liefst dwars doorheen, net als Stanley. Zeker als het je een verkoopbaar boek moet opleveren. Zoek je Afrika reisboeken op Bol.com dan kom je onder andere de volgende titels tegen: Dwars door Afrika, Dwars door de Sahara, Dwars door de Soedan, Onder het Zuiderkruis: dwars door Afrika met bus en trein, De knipoog van het nijlpaard: op de fiets dwars door Afrika van Dar es Salaam naar Dakar, Het aarden beest: een bijzonder motoravontuur dwars door Afrika, Bakvissen met ballen [echt waar]: met een rugzak dwars door West-Afrika, en ga zo maar door.
We willen nog steeds graag ontdekkingsreiziger spelen en bewonderd worden bij terugkomst. De zestig-plusser die zijn pensioen graag aanwendt om een stoere jeep te huren en in safari-lodges te logeren en daarna het woordje “dwars door” in de ondertitel van zijn al dan niet uit te geven reisverslag smokkelt om zich even een soort Stanley te wanen, treft wat ons betreft geen blaam. Dat de redactie van een VPRO programma, dat nota bene over een van Nederlands allerbeste journalisten beschikt, die verleiding niet kan weerstaan, is op zijn minst vreemd te noemen. Ons denken over Afrika wordt nog te vaak vormgegeven door een in de 19e eeuw gecreëerde taal. Het zou voortrekkers als VPRO programmamakers wat ons betreft sieren als ze wat intelligenter met die dubieuze erfenis omsprongen.
Dat gezegd hebbende, zijn we natuurlijk erg blij met ieder programma waarin Afrikanen niet als primitieve, met klei ingesmeerde idioten in beeld worden gebracht. We hebben wat dat betreft het volste vertrouwen in Bram Vermeulen en zien er erg naar uit. We hebben in onze agenda de komende acht weken op zondag het tijdstip 20:20 aan het woord “kijktip” gekoppeld en raden een ieder aan hetzelfde te doen.
Leon van de Reep